WERK AAN DE WINKEL VOOR DE BOEKHOUDING VAN DE STAAT
Het Rekenhof heeft begin juli haar 177ejaarrapport gepubliceerd. Een greep uit de punten die werden behandeld: van de rekeningen van het afgelopen jaar, de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie (ADBA’s), tot de administratieve openbare instellingen (AOI’s) en gelijkgestelde overheidsinstanties. Het werd een lijvig dossier met heel wat interessante informatie, waaruit blijkt dat er nog bijzonder veel werk aan de winkel is!
Jacques Cornette
Eerst het goede nieuws:
Zoals vorige jaren het geval was, bleek het rapport ook nu weer zeer uitgebreid en gedetailleerd – met veel opmerkingen, aanwijzingen, verbeter- en aandachtspunten. Uiteraard hebben de quarantainemaatregelen in het kader van de coronacrisis een impact gehad op de manier waarop het Rekenhof zijn controles heeft uitgevoerd.
Als belastingbetaler is het bemoedigend om te constateren dat bepaalde overheidsinstellingen zeer degelijk werk verrichten in een korte tijdspanne. Waar een wil is, is dus ook een weg. Bovendien worden een groot aantal instellingen amper of niet vermeld in het rapport, hetgeen erop wijst dat er niets op hun werking aangemerkt kon worden. Zij verdienen alvast een welgemeend schouderklopje.
De rapporten van het Rekenhof zijn een belangrijke graadmeter en verdienen de nodige aandacht van het parlement. De diensten die het goed doen, kunnen als voorbeeld dienen voor diegenen die moeite hebben om bij te benen. Bij deze dan ook een oproep aan de pers: wat goed gaat bij de overheid, mag ook onderstreept worden. Misschien zijn we in ons land wel wat té kritisch ingesteld en te zuinig met het uitdelen van complimenten.
Tot zover het goede nieuws, nu een meer kritische boodschap:
Van de 87 geëvalueerde instellingen, hebben er 80 hun rekeningen tijdig en volledig opgestuurd. De rekeningen van zeven instellingen waren onvolledig of werden te laat opgestuurd. Daarnaast stelde het Rekenhof vast dat 61 procent van de algemene rekeningen van de ADBA’s en de instellingen, volledig conform de wettelijke bepalingen werden opgesteld. Dat is een duidelijke verbetering tegenover 2018, toen slechts twaalf procent voldeed aan de opgelegde normen, maar is nog geen reden tot tevredenheid.
De wet die deze procedure regelt, dateert al van 2003. De Koninklijke Besluiten (KB’s) hieromtrent, dateren dan weer van 2009 en 2012. De instellingen die nu nog steeds niet volededen aan de opgelegde criteria, hebben dus ruim de tijd gehad om zich te organiseren. Wanneer we vandaag vaststellen dat slechts 49 van de 87 geëvalueerde instanties volledig conform zijn, kunnen we niet anders dan dat betreuren.
Pittig detail: de Commissie voor Boekhoudkundige Normen is zélf één van de zeven instellingen die niet tijdig haar rekeningen heeft overgemaakt. In het rapport van het Rekenhof staat de reden hiervoor niet vermeld. Toen ik aan de bewuste commissie vroeg hoe dit kwam, moest men mij het antwoord schuldig blijven.
En er is meer: minder dan één derde van de diensten en instellingen die onderworpen zijn aan de wet van 22 mei 2003 (27 van de 87 instellingen), voeren hun boekhouding uit overeenkomstig het ‘nieuwe’ boekhoudplan.
33 instellingen hebben toestemming gekregen van de minister van Begroting om een ander plan te gebruiken. 17 instellingen hanteerden, zonder akkoord van de minister, nog steeds een ander boekhoudplan dan datgene opgelegd door het KB van 2009. Dat wil dus zeggen dat zij al meer dan tien jaar weigeren om een door de overheid vastgelegd plan op te volgen.
Dat Credendo, de voormalige Delcrederedienst, een boekhoudplan hanteert voor verzekeringsmaatschappijen lijkt me logisch, maar hoe zit het met de anderen? Moet men niet strenger optreden voor wie nalatig blijft? Is er geen gebrek aan synergie en efficiëntie? Op enkele uitzonderingen na heeft het Rekenhof de verslagen van de bedrijfsrevisoren ontvangen. Sinds dit jaar moeten deze verslagen ook opgemaakt worden conform de internationale normen. Dit is een zeer belangrijk verbeterpunt en moet leiden tot meer efficiëntie.
Toch kunnen we niet anders dan vaststellen dat de Overheid in gebreke is met het vastleggen van bepaalde regels. Door zelf niet het goede voorbeeld te geven, ontmoedigt ze andere instellingen om hun huiswerk te maken. Zo zijn er nog steeds geen richtlijnen voor de waardering van activa, wat een erg belangrijk punt is voor bepaalde instellingen.
Ook zijn er geen richtlijnen voor het opstellen van een jaarverslag, een cruciaal instrument om de boekhoudkundige gegevens en de activiteiten van een dienst of instelling op te volgen. Een jaarverslag bevat zowel een evolutie van de belangrijkste kerngetallen, die moeten toelaten de nodige lessen te trekken uit de jaarrekening, als aanvullende informatie die nuttig is voor de opmaak van de begroting. Het wordt opgemaakt om te voldoen aan de nood van eerstelijnsrapportering,
met betrekking tot de uitvoering van de administratieve en statutaire opdracht van de diensten. Met andere woorden: het jaarverslag is een belangrijk document voor de parlementsleden om na te gaan of het geld van de belastingbetaler efficiënt wordt benut. Daar worden ze tenslotte voor betaald.
Een zeer belangrijke instelling is ook de Regie der Gebouwen, omdat ze een zeer groot patrimonium beheert. Bovendien vereist ze een zeer grote discipline, ten einde fouten met zware financiële consequenties of misbruiken te vermijden. Maar ook voor de Regie is het Rekenhof kritisch: ze slaagt er maar niet in haar boekhouding op orde te krijgen. Bovendien werkt ze nog steeds met verouderde boekhoudsoftware en zijn er nog andere zware tekortkomingen.
In haar besluit stelt het Rekenhof dat de structurele problemen, die het al vele jaren aankaart en die de kwaliteit van de rekeningen beïnvloeden, blijven bestaan. Het gaat dan vooral om een gebrek aan een aangepast boekhoudplan, boekhoudsoftware, een correcte eindbalans, voldoende boekhoudkundig personeel en interne beheersing.
Dankzij een nieuw boekhoudpakket, zou de situatie in 2020 moeten verbeteren. Maar hebben we dergelijke beloftes niet al vroeger gehoord? Ook het gebrek aan interne beheersing blijft een gevaarlijk minpunt, dat niet alleen opgelost kan worden met nieuwe software. Daarvoor is een verandering in de bedrijfscultuur nodig.
Tot slot daarom volgende bedenkingen:
Is het niet wenselijk om na te gaan of al deze instellingen überhaupt nog nodig zijn? Zijn ze wel voldoende efficiënt georganiseerd? Een jaarlijks jaarverslag, waarin de missie, visie, ingezette middelen, realisaties, swot-analyse, objectieven… van een bepaalde instelling worden opgenomen, zou zeer nuttig zijn.
Het Rekenhof levert uitstekend werk inzake het controleren van de financiële cijfers van de Overheid. Hebben we dan geen gelijkaardige organisatie nodig om andere domeinen, zoals IT en HR, te auditeren en te adviseren? Met andere woorden: parlementsleden, er is werk aan de winkel!